-
1 zwak
zwak1〈 het〉♦voorbeelden:een zwak voor iemand hebben • have a soft spot for someone————————zwak29 [niet talrijk] weak♦voorbeelden:bijzonder zwak staan • not have a leg to stand onzwakke ogen • weak/poor eyeseen zwakke stijl • a poor/bad stylezwak zijn in iets • be bad/poor at something, be weak in somethingin een zwak ogenblik • in a weak moment7 een zwak zuur • a weak/diluted acidde markt sloot zwak • the market closed weaklyII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [taalkunde] weak♦voorbeelden:1 zwak werkwoord • weak/regular verb -
2 flimsy excuse
zwak excuus -
3 lame excuse
-
4 matt
♦voorbeelden:matter Beifall • mat applausganz matt vor Hunger sein • helemaal flauw van de honger zijndie Börse war matt • de beurs was zwak (gestemd)4 jemanden matt setzen • (a) iemand (schaak)mat zetten; 〈 (b) figuurlijk〉iemand schaakmat zetten, uitschakelen -
5 lame
adj. mank, kreupel; onbevredigend, nietszeggend--------v. mank (kreupel) maken; verlammenlame1[ leem] 〈bijvoeglijk naamwoord; lamer; lameness〉♦voorbeelden:¶ lame duck • slappeling; zielige/behoeftige figuur; noodlijdend bedrijf; 〈 Amerikaans-Engels〉 demissionair functionaris————————lame2〈 werkwoord〉 -
6 eine matte Entschuldigung
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine matte Entschuldigung
-
7 feeble
adj. zwak, flauw, slap[ fie:bl] 〈feebly; feebleness〉♦voorbeelden: -
8 frail
-
9 thin
adj. dun, mager, ijl; klein; doorzichtig--------v. verdunnen, dunner maken; dunner worden; uit elkaar gaan; vermageren; zich langzaam verspreidenthin1[ θin] 〈bijvoeglijk naamwoord; thinner; thinness〉1 dun ⇒ smal, fijn; schraal; mager, slank2 dun (bezet/gezaaid) ⇒ dunbevolkt3 dun (vloeibaar) ⇒ slap, waterig♦voorbeelden:1 thin air • dunne/ijle lucht2 a thin audience • een klein/gering publiekhis hair is getting pretty thin on top • zijn haar begint al aardig te dunnen3 thin beer • dun/schraal biera thin voice • een zwak stemmetje¶ disappear/vanish into thin air • spoorloos/volledig verdwijnenthe thin end of the wedge • de eerste (ogenschijnlijk onbelangrijke) stap, het (aller)eerste beginskate on thin ice • zich op glad ijs/gevaarlijk terrein begeven/wagenhave a thin skin • erg gevoelig zijn〈 informeel〉 have a thin time • een moeilijke tijd doormaken; 〈 in het bijzonder〉 weinig succes boeken————————thin2〈werkwoord; thinned〉1 (ver)dunnen ⇒ dun(ner) worden/maken; uitdunnen, vermageren; (doen) afnemen (in dikte/dichtheid/aantal)2 verzwakken ⇒ (doen) afnemen (in kracht/belangrijkheid)♦voorbeelden:thin down/off/out • (uit/ver)dunnen, dunner worden/maken, (geleidelijk) verminderenthin out hair • haar (uit)dunnen————————thin3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
10 a frail excuse
een zwak/mager excuus
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский